bak

als woordenboektrefwoord:

bak:
m. (-ken), diepe, grote kist; broeibak ; varkenstrog ; gevangenis.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bak (zn) :
bajes, cachot, gevang, gevangenis, lik, nor, penitentiaire inrichting, rijkshotel, strafinrichting
bak (zn) :
gag, gebbetje, grap, grapje, mop, plaisanterie, witz, koddigheid
bak (zn) :
bakje, beker, kom, kop, kopje, mok
bak (zn) :
container, doos, kist
bak (zn) :
auto, slee, limousine
bak (zn) :
bakkie, 27MC-zender
bak (zn) :
krat, trog
bak (zn) :
zaal

als synoniem van een ander trefwoord:

grap (zn) :
aardigheid, anekdote, bak, dwaasheid, farce, gag, gebbetje, geestigheid, gein, gekheid, grapje, grol, guitigheid, harlekinade, jen, joke, klucht, kluchtigheid, koddigheid, kwinkslag, lol, lolletje, mop, paskwil, plaisanterie, poets, pots, scherts, snakerij, streek, ui, witz, zwans
gevangenis (zn) :
bajes, bak, cachot, cel, gevang, gevangenhuis, gribus, huis van bewaring, kast, kerker, kot, lik, nor, penitentiaire inrichting, pensionaat, petoet, pot, rijkshotel, strafgevangenis, strafinrichting, tronk, viool
auto (zn) :
automobiel, bak, bolide, brik, gerij, kar, rammelkast, rijtuig, slee, statusblik, vehikel, wagen
mop (zn) :
aardigheid, anekdote, bak, geestigheid, grap, kwinkslag, scherts, witz
kom (zn) :
bak, bakje, bassin, kop, nap, schaal, schotel, tas, vat
kast (zn) :
bak, cachot, gevang, gevangenis, lik, nor, petoet
blik (zn) :
bak, blikje, bus, doos, kistje, trommel
voederbak (zn) :
etensbak, trog, voerbak, bak, krib
doos (zn) :
bajes, bak, gevang, lik, nor
slee (zn) :
auto, bak, cabriolet, sjees
pot (zn) :
bak, gevangenis, nor
container (zn) :
bak, reservoir, vat

woordverbanden van ‘bak’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bak, kom, kop, nap, schaal

Een vat, geschikt om vloeistof te bevatten. Een bak en nap kunnen van hout zijn, een kop en kom zijn meestal van aardewerk of porcelein, eene schaal van glas of aardewerk. De vorm van een bak kan hoekig of rond zijn, eene kom, kop of nap zijn altijd rond, terwijl eene schaal ook eene langwerpige gedaante kan hebben. De bak is plomper van vorm en grooter van afmeting. Eene kom is meestal ruwer bewerkt dan een kop, in zooverre er van eene kom om uit te drinken sprake is Een kop kan een oor hebben, terwijl eene schaal van een voetstuk kan voorzien zijn. De nap heeft veelal een platten bodem, terwijl een kom den vorm van een halven bol heeft en de schaal meestal zeer ondiep is.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 192:

bak, kom, nap, pan, schotel

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c