cel

als woordenboektrefwoord:

cel:
v. (-len), vertrekje in klooster of gevangenis ; vakje in een honingraat; grondbestanddeel van een organisme.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

cel (zn) :
vertrekje
cel (zn) :
petoet

als synoniem van een ander trefwoord:

gevangenis (zn) :
viool, bak, kast, lik, cel, pot, huis van bewaring, kerker, bajes, gevang, nor, kot, pensionaat, cachot, gribus, penitentiaire inrichting, strafinrichting, strafgevangenis, rijkshotel, gevangenhuis, petoet, tronk
mobieltje (zn) :
mobiel, cel, gsm, mobiele telefoon
kluis (zn) :
cel, hermitage

woordverbanden van ‘cel’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Een klein vertrek. Elk klein vertrek is een hamertje. Cellen noemt men de talrijke, uniforme vertrekjes in kloosters en gevangenissen. Figuurlijk is cel eene plaats, waar men zich gaarne afzondert. Mijne studeercel.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 428:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c