kot

als woordenboektrefwoord:

kot:
o. (-ten), slecht huis ; hok.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kot (zn) :
berging, bijgebouw, kit, loods, schuurtje
kot (zn) :
studentenflat, studentenkamer
kot (zn) :
hok, hutje, kooi, krot
kot (zn) :
bordeel, hoerenkast

als synoniem van een ander trefwoord:

gevangenis (zn) :
bajes, bak, cachot, cel, gevang, gevangenhuis, gribus, huis van bewaring, kast, kerker, kot, lik, nor, penitentiaire inrichting, pensionaat, petoet, pot, rijkshotel, strafgevangenis, strafinrichting, tronk, viool
huis (zn) :
domicilie, heem, home, kot, maison, onderdak, thuis, woning, woonhuis, woonst, woongelegenheid, woonruimte
loods (zn) :
bergplaats, gebouw, hangaar, keet, kot, remise, schuur
hut (zn) :
chalet, cottage, hok, huisje, keet, kooi, kot, stulp
kooi (zn) :
hok, hut, kot, slaapplaats, stal
hok (zn) :
hut, keet, kot, krot
schot (zn) :
hok, kot

woordverbanden van ‘kot’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 358:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 251:

hok, kot, nest

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c