thuis

als woordenboektrefwoord:

thuis:
bw. te huis.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

thuis (bn) :
ervaren, vertrouwd, geroutineerd, bedreven
thuis (bn) :
binnen, binnenshuis, in huis
thuis (zn) :
woonplaats, woning, tehuis, huis, honk, domicilie, haardstede

als synoniem van een ander trefwoord:

woning (zn) :
verblijf, woonplaats, thuis, woon, verblijfplaats, woonhuis, onderdak, flat, tehuis, huis, honk, appartement, behuizing, domicilie, woonruimte, woongelegenheid, woonst
huis (zn) :
thuis, woonhuis, onderdak, woning, kot, domicilie, home, heem, woonruimte, woongelegenheid, maison, woonst
woonplaats (zn) :
verblijf, thuis, woon, verblijfplaats, zetel, woning, woonst
vertrouwd (bn) :
thuis, bekend, intiem, eigen, op de hoogte
bekend (bn) :
thuis, vertrouwd, gekend
binnen (vz) :
thuis, aanwezig

woordverbanden van ‘thuis’ grafisch weergegeven

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0019 c