pan

als woordenboektrefwoord:

pan:
v. (-nen), keukengereedschap ; den vijand in de pan hakken, neersabelen ; hersenpan ; duinvallei; dakpan. pannetje, o. (-s).
pan:
v. rommel; rumoer; pan maken, herrie schoppen.
Pan:
m. veld- en herdersgod.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pan (zn) :
troep, rommel, kabaal, herrie, zootje
pan (zn) :
kookpot
pan (zn) :
kom

als synoniem van een ander trefwoord:

chaos (zn) :
rommel, troep, mengelmoes, zwijnenstal, rotzooi, zooi, puinhoop, bende, jungle, pan, beestenboel, wanorde, warboel, anarchie, oproer, ratjetoe, klerezooi, keet, janboel, zwijnenboel, zootje, zwijnenkeet, beestenbende, desorganisatie, wanordelijkheid, teringzooi, soepzootje, rommelzooi, augiasstal, zwijnenpan, roerigheid, prullenboel
boel (zn) :
massa, rommel, gedoe, menigte, pan, hoop, heleboel, mikmak, reutemeteut, zwik, rataplan, reut
janboel (zn) :
rommel, troep, rotzooi, bende, pan, chaos, warboel, keet
pot (zn) :
pan, kookpot

woordverbanden van ‘pan’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 192:

bak, kom, nap, pan, schotel

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c

[foutje]