essential (bn):
essentieel(en) —.
(en) —.
(en) —.
(de) wesentlich, zum Wesen (einer Sache) gehörig., wezenlijk(en) —.
(en) —.
(en) —., belangrijk(en) —.
(de) den größten Anteil ausmachend., onmisbaar(en) —.
(de) so, dass auf etwas nicht verzichtet werden kann., onontbeerlijk(en) —.
(en) —., echt(en) —., nodig(en) —., noodzakelijk(en) —., werkelijk(en) —., idiopathisch(de) —., onvermijdelijk(de) nicht zu umgehen, absolut erforderlich.
essential (zn):
essentieel(en) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com