fork (zn):
The act of branching out or dividing into branches
splitsing, vertakking
fork (zn):
Cutlery used for serving and eating food
splitsing, vork
fork (zn):
An agricultural tool used for lifting or digging; has a handle and metal prongs
splitsing, vork
fork (zn):
The angle formed by the inner sides of the legs where they join the human trunk
vork, fork
fork (zn):
The region of the angle formed by the junction of two branches
aftakking
fork (ww):
Divide into two or more branches so as to form a fork
gevorkt, afsplitsen, aftakken, vertakken
Via: Ensyns.nl
fork (zn):
vork(en) —.
(en) —.
(en) —.
(ca) Cobert.
(ca) Cobert.
(el) αμορτισέρ.
(el) σκεύος.
(de) Schach: taktisches Motiv im Schach.
(de) Technik, Fahrzeugbau: Radaufhängung, insbesondere bei Zweirädern.
(de) mit Zinken ausgestattetes Werkzeug zum Aufspießen von Nahrungsmitteln.
(de) kurz für Astgabel.
(fr) Ustensile de table.
(fi) shakki.
(es) —.
(fi) pyörän haarukka.
(fi) ruokailuväline.
(lt) lt.
(nl) 1. aftakking van een boomtak of van een weg.
(nl) 2. voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten.
(no) spiseredskap.
(ru) столовый прибор.
(ru) позиция в шахматах., splitsing(en) —.
(en) —.
(en) —.
(de) Stelle, an der sich etwas (meist in zwei Teile) gabelt., afsplitsing(en) —., fork(en) —., gaffel(en) —., hooivork(en) —., mestvork(en) —., voorvork(en) —., kruis(el) σκεύος.
(el) αμορτισέρ., stekker(ru) столовый прибор.
(ru) позиция в шахматах., tweesprong(de) Stelle, an der sich etwas (meist in zwei Teile) gabelt., vertakking(de) Stelle, an der sich etwas (meist in zwei Teile) gabelt.
fork (ww):
afsplitsen(en) —.
(en) —., forken(en) —., met een vork eten(en) —., prikken(en) —., afslaan(pt) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com