gloating (zn):
leedvermaak(en) —., verkneukeling(en) —., verlustiging(en) —., zegevreugde(en) —.
gloating (bn):
leedvermaak(de) Schadenfreude fühlend, von Schadenfreude getrieben., vol(de) Schadenfreude fühlend, von Schadenfreude getrieben.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com