Vertaling van 'proper' uit het Engels naar het Nederlands

proper (bn):
eigen(en) —.
(en) —.
(fr) Qui est particulier à une personne.
, echt(en) —.
(en) —.
, goed(en) —.
(en) —.
, juist(en) —.
(pl) —.
, compleet(en) —., degelijk(en) —., deugdelijk(en) —., eigenlijk(en) —., gepast(en) —., geschikt(en) —., grondig(en) —., keurig(en) —., net(en) —., volslagen(en) —., zelf(en) —., fatsoenlijk(de) den Benimmregeln entsprechend.
(de) umgangssprachlich: vollwertig, gut.
(fr) Qui est conforme aux règles de la morale, aux usages du monde..
, netjes(de) umgangssprachlich: vollwertig, gut.
(de) den Benimmregeln entsprechend.
, verzorgd(de) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken