Vertaling van 'vicar' uit het Engels naar het Nederlands

vicar (zn):
pastoor(en) —.
(pl) —.
, vicaris(de) Katholische Kirche: Stellvertreter eines Pfarrers oder Bischofs.
(de) —.
, priester(no) kirkelig posisjon.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken