Vertaling van 'acontecer' uit het Spaans naar het Nederlands

acontecer (ww):
gebeuren(en) to happen, to occur.
(en) to occur.
(en) to happen.
(fr) Pour un évènement : survenir, se produire.
, plaatsvinden(de) sich [[abspielen]], sich [[ereignen]], vor sich [[gehen]].
(en) to happen.
, daarop volgen(en) to occur as consequence., erop volgen(en) to occur as consequence., geschieden(fr) Pour un évènement : survenir, se produire., plaats hebben(en) to happen., voorkomen(fr) Pour un évènement : survenir, se produire.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken