Vertaling van 'fijar' uit het Spaans naar het Nederlands

fijar (ww):
vastmaken(de) transitiv: an etwas fest anbringen.
(en) to attach.
(en) to attach or connect in a secure manner.
(sv) få något att vara fast.
, bevestigen(de) transitiv: an etwas fest anbringen.
(sv) få något att vara fast.
, aan(en) to attach., aanhangen(en) to attach., aanpassen(en) to determine., bepalen(en) to determine., harden(en) to determine., instellen(en) to determine., introduceren(en) to determine., meren(en) to secure or fix firmly., op(en) schedule., opmerken(fi) panna merkille., plannen(en) schedule., repareren(en) to attach; to affix; to hold in place., stilstaan(fr) —., vastleggen(en) schedule., verankeren(en) to secure or fix firmly., voor(en) schedule., zetten(en) to determine.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken