Vertaling van 'partir' uit het Spaans naar het Nederlands

partir (ww):
vertrekken(de) sich von einem Ort entfernen, einen Ort verlassen.
(en) To leave; begin a journey or trip.
(en) to leave.
(en) to go out or go away from a place or situation.
(en) to depart (intransitive).
(fr) Mettre en marche, en mouvement ou commencer (Sens général).
(ja) 去る.
(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.
, splitsen(de) transitiv: zur Gänze zerlegen.
(en) divide along a more or less straight line.
(en) leave.
(en) separate.
(en) to divide something parts.
(fr) Découper, diviser.
, opsplitsen(en) divide along a more or less straight line.
(en) leave.
(en) separate.
(fr) Découper, diviser.
, breken(de) transitiv: etwas zerkleinern, durch Kraft in mehrere Stücke zerlegen.
(en) to break something.
(pl) —.
, verdelen(en) to divide something parts.
(fr) Découper, diviser.
(ru) разъединять.
, weggaan(de) sich entfernen; einen Ort verlassen.
(en) to depart (intransitive).
(ja) 去る.
, wegrijden(de) intransitiv, Hilfsverb sein: sich (fahrend, im Fahrzeug) von einem Ort wegbegeben.
(pl) —.
(pl) —.
, delen(fr) Découper, diviser.
(ru) разъединять.
, kloven(de) (Holz) spalten.
(de) transitiv: zur Gänze zerlegen.
, aanwijzing(en) begin a game of cards or dominoes., afbreken(fr) Découper, diviser., afwijken(en) to leave., begeleiden(en) begin a game of cards or dominoes., begeleiding(en) begin a game of cards or dominoes., beginnen(fr) Mettre en marche, en mouvement ou commencer (Sens général)., betrappen(en) to break something., buitenrijden(pl) —., debiteren(fr) Découper, diviser., deponeren(en) to depart (intransitive)., heengaan(en) to leave., klieven(de) (Holz) spalten., leiden(en) begin a game of cards or dominoes., leiding(en) begin a game of cards or dominoes., leidraad(en) begin a game of cards or dominoes., meevoeren(en) begin a game of cards or dominoes., omzetten(fr) Découper, diviser., opbreken(de) sich von einem Ort entfernen, einen Ort verlassen., opdelen(en) to divide something parts., opstappen(de) sich von einem Ort entfernen, einen Ort verlassen., starten(fr) Mettre en marche, en mouvement ou commencer (Sens général)., uitgaan(en) to go out or go away from a place or situation., uitkomen(en) begin a game of cards or dominoes., verkopen(fr) Découper, diviser., verlaten(en) to leave., zich op weg begeven(de) sich von einem Ort entfernen, einen Ort verlassen.

partir (zn):
leiden(en) begin a game of cards or dominoes., uitkomen(en) begin a game of cards or dominoes., uitkomst(en) begin a game of cards or dominoes.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken