Vertaling van 'producir' uit het Spaans naar het Nederlands

producir (ww):
produceren(es) —.
(en) to make or manufacture.
(en) to produce; make.
(en) produce or create.
(pl) —.
(pl) —.
, maken(es) —.
(en) to make or manufacture.
(en) to produce.
(en) to produce; make.
, voortbrengen(en) to produce as a result.
(en) to produce as return.
(pl) —.
(pl) —.
, fabriceren(en) to produce goods.
(de) transitiv: etwas herstellen, ein Produkt erschaffen.
, opleveren(de) Ertrag liefern: ein gewünschtes Naturprodukt erzeugen.
(en) produce or create.
, vervaardigen(en) to produce goods.
(de) transitiv: etwas herstellen, ein Produkt erschaffen.
, vrucht dragen(pl) —.
(pl) —.
, aanmaken(de) etwas herstellen, etwas zustande bringen., afdwingen(en) To forcibly [[obtain]] or [[produce]]., betekenen(en) to result in; bring about., bewerkstelligen(en) to cause to happen., brengen(en) to produce., denken(en) to produce., doen(en) to produce., doorzetten(en) To forcibly [[obtain]] or [[produce]]., interpreteren(en) to produce., leiden(en) to produce., veroorzaken(en) to be the origin of; to produce., vormen(en) to produce., winnen(de) —.

producir (zn):
begeleiden(en) to produce., leiden(en) to produce., lengte(en) to produce., meevoeren(en) to produce.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken