Vertaling van 'suceder' uit het Spaans naar het Nederlands

suceder (ww):
gebeuren(de) geschehen.
(de) intransitiv: sich ereignen; zutragen.
(de) Hilfsverb sein: geschehen (ein Ereignis).
(en) to come about.
(en) to happen, to occur.
(en) to occur.
(en) to happen.
(sv) äga rum.
(sv) inträffa.
(pl) —.
, opvolgen(en) To come in the place of another person, thing, or event; to come next in the usual, natural, or prescribed course of things.
(en) Specifically: To ascend the throne after the removal the death of the occupant.
(en) To follow in order; to come next after; hence, to take the place of.
, aan de hand zijn(sv) äga rum., doodgaan(en) to happen., doorgaan(en) to happen., geschieden(de) intransitiv: sich ereignen; zutragen., heengaan(en) to happen., komen(de) —., overgaan(en) to happen., overlijden(en) to happen., slagen(en) to happen., tot stand komen(en) to come about., van mening veranderen(en) to come about., voorbijgaan(en) to happen.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken