Vertaling van 'bonbon' uit het Frans naar het Nederlands

bonbon (zn):
snoepje(de) Süßigkeit, die beim Lutschen im Mund zergeht.
(de) Süßigkeit.
(en) piece of candy.
(en) sugary confection.
, snoep(en) sugary confection.
(en) confectionery, candy.
(ja) 飴.
, biscuit(de) Gebäckstück.
(de) Backware.
, biscuitje(de) Backware.
(de) Gebäckstück.
, koekje(de) Gebäckstück.
(de) Backware.
, bal(en) (vulgar, slang) testicle., bonbon(pl) —., kloot(en) (vulgar, slang) testicle., snoepgoed(en) confectionery, candy., suikergoed(en) food item., zuurtje(de) Süßigkeit.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken