flamber (ww):
laaien(fr) —., vlammen(fr) —., branden(de) intransitiv: brennbar sein.
(de) intransitiv: in Flammen stehen, dem Feuer ausgesetzt sein., blakeren(de) die letzten Haare und Federn gerupften Geflügels über einer Flamme abbrennen., doorjagen(en) to squander., gokken(de) Glücksspiele machen; um Geld spielen., ontploffen(en) to squander., pijpen(en) to squander., schroeien(de) die letzten Haare und Federn gerupften Geflügels über einer Flamme abbrennen., springen(en) to squander., vergokken(de) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com