Vertaling van 'habiller' uit het Frans naar het Nederlands

habiller (ww):
kleden(fr) —.
(en) to clothe, to dress.
(en) adorn with clothing.
(en) to put clothes on (oneself or someone, etc.).
(sv) ta på sig kläder.
(pl) —.
, aankleden(fr) —.
(en) to put clothes on (oneself or someone, etc.).
(sv) ta på sig kläder.
(pl) —.
, omkleden(fr) —.
(pl) —.
, staan(fr) —.
(pl) —.
, aantrekken(de) sich oder jemanden ankleiden, reflexiv.
(de) sich oder jemanden ankleiden, transitiv.
, zich aankleden(en) to put clothes on (oneself or someone, etc.)., zich kleden(en) to put clothes on (oneself or someone, etc.).

habiller (zn):
habijt(en) to clothe., kleden(en) to clothe., pij(en) to clothe., tenue(en) to clothe., uniform(en) to clothe., zich(en) to clothe.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken