Vertaling van 'habiter' uit het Frans naar het Nederlands

habiter (ww):
wonen(fr) —.
(de) intransitiv: wesentliche Zeit seines Lebens an einem bestimmten, geschützten Ort verbringen.
(en) to live or reside in some place.
(en) have permanent residence.
(en) to dwell permanently or for a considerable time.
(fi) verbi.
(ru) проживать, обитать.
(pl) —.
(pt) —.
, bewonen(fr) —.
(de) transitiv: in einem Gebäude wohnen, etwas als Wohnraum nutzen.
(sv) bo i.
, gevestigd zijn(fr) —., huizen(fr) —., inwonen(fr) —., resideren(fr) —., leven(fi) verbi.
(lt) lt.
(ja) 居住する(多く「生活する」=「生きる」と同一語).
, rondhangen(ja) 居住する(多く「生活する」=「生きる」と同一語)., verblijven(ja) 居住する(多く「生活する」=「生きる」と同一語).

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken