Vertaling van 'imposer' uit het Frans naar het Nederlands

imposer (ww):
opleggen(fr) —.
(ca) Infondre respecte.
(ca) Posar alguna obligació.
(ca) Carregar.
(en) to apply, enforce, or establish (something) with authority.
(en) to be a burden or inconvenience.
, belasting heffen(en) to impose and collect a tax., bevelen(de) eine Buße, Strafe anordnen., handhaven(en) (obsolete in English) to compel., opdringen(en) force another to accept., vastleggen(de) eine Buße, Strafe anordnen., verplichten(en) to constrain someone by force or by social, moral or legal means., versterken(en) (obsolete in English) to compel.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken