Vertaling van 'savoir' uit het Frans naar het Nederlands

savoir (ww):
weten(fr) —.
(ca) Entendre, tenir idea d'alguna cosa.
(de) —.
(en) be certain or sure about (something).
(en) have knowledge of.
(en) understand (a subject).
(en) be informed about.
(en) Know, be aware of.
(fi) olla tietoinen.
(lt) lt.
(es) —.
(no) Vite, ha kunnskap om.
(ru) иметь представление.
(ru) уметь.
(pl) —.
(sv) ha kunskap, visshet eller kännedom.
, kennen(fr) —.
(ca) Estar instruït.
(ca) Conèixer.
(ru) уметь.
(ru) иметь представление.
, kunnen(fr) —.
(de) etwas beherrschen, wissen; fähig sein, etwas zu tun.
(en) have ability to.
(ru) быть способным.
(ru) обладать навыками.
, in staat zijn te(en) have ability to., onderzoeken(en) to discover., ontdekken(en) to discover., uitvinden(en) to discover., vermogen(en) have ability to.

savoir (zn):
kennis(de) Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen.
(en) total of what is known, product of learning.
(pl) —.
, weten(de) Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen.
(en) total of what is known, product of learning.
, wetenschap(en) total of what is known, product of learning.

savoir (modal):
kennen(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.
, kunnen(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken