continuamente (bw):
aanhoudend(it) —., continu(en) without pause.
(pl) —., altijd(de) zu jeder Zeit, immer., bestendig(pl) —., keer op keer(sv) mycket ofta, vid upprepade tillfällen., steeds(de) zu jeder Zeit, immer., vaak(en) at frequent intervals., veelvuldig(en) at frequent intervals.
continuamente (bn):
continu(de) stetig, über einen langen Zeitraum fortlaufend., gestaag(de) stetig, über einen langen Zeitraum fortlaufend.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com