pianificare (ww):
plannen(en) schedule.
(en) to create a plan for.
(en) to intend.
(fi) aikoa tulevaisuudessa., inplannen(fr) organiser une succession d’évènements.
(fr) prévoir., ontwerpen(en) to create a plan for.
(en) to intend., van plan zijn(en) to intend.
(en) to create a plan for., bedenken(en) transitive: to conceive., beramen(en) transitive: to conceive., op(en) schedule., vastleggen(en) schedule., voor(en) schedule.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com