Vertaling van 'thuis' uit het Nederlands naar het Engels

thuis (zn):
A reception held in your own home
at home

thuis (zn):
An environment offering affection and security
home

thuis (zn):
Housing that someone is living in
abode, domicile, dwelling, dwelling house, habitation, home

Via: Ensyns.nl

thuis (bw):
at home(de) in den Räumlichkeiten, in denen man wohnt.
(fr) Chez soi.
, home(fi) omassa asuinpaikassaan, kodissaan.

thuis (zn):
at home(nl) —., home(fi) asunto, talo tai muu asumus.
(fr) Foyer.

thuis (Adverb):
at home(de) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken