feitelijk (bw):
effectivement(en) In act or in fact; really; in truth; positively., en fait(en) In act or in fact; really; in truth; positively., factuellement(en) in a factual manner.
feitelijk (bn):
effectif(en) of facts., factuel(en) of facts.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com