manneken (zn):
jongen(nl) —.
(nl) kleine man; kleine jongen., knaap(nl) —.
(nl) kleine man; kleine jongen., knul(nl) —.
(nl) kleine man; kleine jongen., mannetje(nl) —.
(nl) kleine man; kleine jongen., ventje(nl) —.
(nl) kleine man; kleine jongen.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com