smalheid (zn):
nauwheid(nl) —.
(nl) het klein zijn; het niet breed zijn., smalte(nl) het klein zijn; het niet breed zijn., kleinheid(nl) het klein zijn; het niet breed zijn., geringheid(nl) het klein zijn; het niet breed zijn., dunheid(nl) het klein zijn; het niet breed zijn., schraalheid(nl) het klein zijn; het niet breed zijn.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com