aanduiden

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanduiden (ww) :
kwalificeren, benoemen, uitdrukken, verwoorden, noemen, omschrijven, vermelden, karakteriseren, betitelen
aanduiden (ww) :
aanwijzen, laten zien, wijzen, markeren, aantonen, aangeven, afbakenen
aanduiden (ww) :
betekenen, wijzen op, doelen op, beduiden, indiceren
aanduiden (ww) :
aankondigen, bekendmaken
aanduiden (ww) :
selecteren

als synoniem van een ander trefwoord:

uitdrukken (ww) :
luchten, verkondigen, betekenen, zeggen, verwoorden, overbrengen, uitspreken, tonen, spreken, weergeven, onder woorden brengen, ventileren, tot uitdrukking brengen, vertolken, aanduiden, uiten, spuien, inkleden, vervatten
aangeven (ww) :
schetsen, aanwijzen, te kennen geven, laten zien, wijzen, verklaren, rapporteren, tonen, markeren, aanduiden, beduiden, indiceren, gewag maken van, gewagen
inhouden (ww) :
voorstellen, bevatten, luiden, besluiten, betekenen, insluiten, zeggen, meebrengen, omvatten, aanduiden, impliceren, beduiden, behelzen, inhebben
kwalificeren (ww) :
heten, benoemen, bestempelen, kenmerken, noemen, typeren, aanduiden, karakteriseren, betitelen, rubriceren, kenschetsen, kentekenen
afbakenen (ww) :
bepalen, uitstippelen, beperken, aanwijzen, uitzetten, afzetten, aanduiden, traceren, afgrenzen, demarqueren, afpalen, afperken
noemen (ww) :
kwalificeren, benoemen, aanspreken, bestempelen, zeggen, vernoemen, opsommen, aanduiden, vermelden, betitelen, een naam geven
aanwijzen (ww) :
bepalen, benoemen, demonstreren, wijzen, tonen, aantonen, aangeven, aanduiden, indiceren, uitduiden
behelzen (ww) :
bevatten, luiden, inhouden, betekenen, bedoelen, zeggen, omvatten, aanduiden, beduiden, intenderen
wijzen (ww) :
duiden, aanwijzen, waarschuwen, tonen, aangeven, aanduiden, verwijzen, attenderen, uitduiden
voorspellen (ww) :
aankondigen, beloven, spellen, betekenen, doen verwachten, aanduiden, afschaduwen
zeggen (ww) :
benoemen, vinden, stellen, noemen, oordelen, menen, aanduiden, intenderen
bedoelen (ww) :
inhouden, betekenen, omvatten, aangeven, aanduiden, beduiden, behelzen
omschrijven (ww) :
bepalen, beschrijven, aanduiden, definiëren
aantonen (ww) :
laten zien, voordoen, aangeven, aanduiden
zinspelen (ww) :
aanduiden, doelen, insinueren, alluderen
indiceren (ww) :
aanwijzen, tonen, aangeven, aanduiden
betekenen (ww) :
laten merken, aanduiden, beduiden
duiden (ww) :
aanwijzen, wijzen, aanduiden
aankondigen (ww) :
verraden, aanduiden
markeren (ww) :
aangeven, aanduiden
markeren (ww) :
merken, aanduiden

woordverbanden van ‘aanduiden’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aanduiden, aanwijzen

Deze woorden drukken eene handeling uit, die ten doel heeft een of ander zichtbaar voorwerp van andere voorwerpen te doen onderscheiden, om te doen weten wie of wat bedoeld wordt. Aan duiden onderstelt het opgeven van enkele kenmerken, zonder de zaak, die men bedoelt, door wijzen met den vinger nader kenbaar te maken, terwijl aanwijzen in zich sluit het aantoonen met verwijzing naar de plaats, waar eene zaak zich bevindt. Het onderscheid tusschen aanduiden en aanwijzen bestaat hierin, dat onder het laatste eene stellige en duidelijke kenbaarmaking der bedoelde zaak of persoon verstaan wordt, terwijl bij aanduiden nog veel in het onzekere gelaten wordt. Zie ook onder aanwijzen.

Kenbaar maken. Aanduiden veronderstelt altijd eene zekere mate van opmerkingsgave bij den hoorder; te kennen geven is door woorden of daden iets duidelijk kenbaar maken. Zijn kleeding, houding en spraak duidden den verwaanden zot aan; alles duidde eenen naderenden opstand aan; door zijne houding gaf hij zijne doodsverachting te kennen. Beteekenen, van woorden, uitdrukkingen of afkortingen gezegd, is een kenbaar (begrijpelijk) maken door het noemen van een(e) gelijkwaardig(e) bekend(e) woord (uitdrukking). Het woord poëzie .... beteekent maaksel. (Geel) A. C. beteekent ante christum. Overigens is beteekenen meestal: de waarde hebben van, gelijkstaan met; als hij niet antwoordt, beteekent dit, dat hij toestemt.

aanduiden, uitdrukken

Door woorden of gebaren een denkbeeld ter kennis van een ander brengen. Bij uitdrukken staat meer het uiting geven van de gedachte op den voorgrond: zijn blik drukte minachting uit. Hij stotterde en kon hierdoor zijne gedachten niet duidelijk uitdrukken, maar slechts aanduiden wat hij gevoelde. Met aanduiden wordt bedoeld het begrip zoover kenbaar maken, dat het met eenige moeite wel te vatten is, al maakt de uitdrukking het niet geheel kenbaar.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 13:

aanduiden, aanwijzen, aantonen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0049 c