juist

als woordenboektrefwoord:

juist:
bn. (-er, meest -), nauwkeurig; precies.
juist:
bw. op het ogenblik.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

juist (bn) :
adequaat, behoorlijk, betamelijk, convenabel, deugdelijk, eerlijk, fair, fatsoenlijk, gevoeglijk, naar behoren, netjes, oorbaar
juist (bn) :
correct, geldig, gepast, geschikt, goed, in orde, passend, precies, recht, zeker, zuiver
juist (bn) :
correct, echt, exact, gegrond, kloppend, terecht, waar, waarachtig
juist (bn) :
billijk, gerechtvaardigd, rechtvaardig
juist (bw) :
daarjuist, daarnet, pas, zo-even, zojuist, zonet
juist (bw) :
afgebakend, exact, nauwkeurig, net, precies
juist (bw) :
met name, vooral
juist (bw) :
trefzeker

als synoniem van een ander trefwoord:

behoorlijk (bn) :
adequaat, betamelijk, billijk, convenabel, degelijk, deugdelijk, eerlijk, geschikt, gevoeglijk, goedschiks, hebbelijk, juist, naar behoren, oorbaar, passabel, passend, rechtmatig, redelijk, schappelijk, tamelijk, voegzaam, voldoende
echt (bn) :
authentiek, beslist, eerlijk, heus, heuselijk, juist, onvervalst, oorspronkelijk, oprecht, origineel, rasecht, regelrecht, waar, waarachtig, waarlijk, werkelijk, wezenlijk, zuiver
nauwkeurig (bn) :
accuraat, correct, exact, gedetailleerd, getrouw, grondig, juist, minutieus, nauwgezet, net, precies, scherp, stipt, strikt, trefzeker, trouw, zorgvuldig, zuiver
deugdelijk (bn) :
adequaat, behoorlijk, betamelijk, convenabel, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, goed, juist, naar behoren, netjes, oorbaar, passend
rechtvaardig (bn) :
acceptabel, billijk, eerlijk, fair, gegrond, gerecht, gerechtvaardigd, gewettigd, humaan, juist, onpartijdig, rechtmatig, redelijk, terecht
fatsoenlijk (bn) :
adequaat, convenabel, deugdelijk, geschikt, gevoeglijk, juist, naar behoren, oorbaar, passend
gepast (bn) :
betamelijk, convenabel, deugdelijk, fatsoenlijk, gevoeglijk, juist, naar behoren, opportuun
adequaat (bn) :
gelijkwaardig, gepast, geschikt, juist, overeenkomstig, passend, voldoende
geschikt (bn) :
adequaat, deugdelijk, fatsoenlijk, gevoeglijk, goed, juist, oorbaar, proper
gegrond (bn) :
deugdelijk, gefundeerd, gerechtvaardigd, gewettigd, juist, terecht, waar
terecht (bn) :
gefundeerd, gerechtvaardigd, gewettigd, juist, rechtvaardig, verdiend
passend (bn) :
behoorlijk, betamelijk, gepast, gevoeglijk, juist, welvoeglijk
in orde (bn) :
correct, functionerend, juist, pluis, werkend, werkzaam
recht (bn) :
billijk, echt, geldig, goed, juist, rechtmatig, wettig
model (bn) :
correct, juist, volgens voorschrift, voorbeeldig
raak (bn) :
ad rem, juist, pakkend, scherp, snedig, treffend
eerlijk (bn) :
behoorlijk, billijk, fair, fatsoenlijk, juist
goed (bn) :
correct, foutloos, gepast, juist, recht
correct (bn) :
exact, foutloos, goed, in orde, juist
gefundeerd (bn) :
gegrond, gerechtvaardigd, juist
geëigend (bn) :
geschikt, juist, passend
welgekozen (bn) :
juist, passend, treffend
geldig (bn) :
deugdelijk, goed, juist
waarachtig (bn) :
heus, juist
vooral (bw) :
bijzonderlijk, boven alles, bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, in de eerste plaats, in het bijzonder, inzonderheid, juist, met name, overwegend, speciaal, voornamelijk, vóór alles
netjes (bw) :
adequaat, behoorlijk, betamelijk, convenabel, deugdelijk, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, juist, manierlijk, naar behoren, oorbaar, passend
pas (bw) :
juist, kortelings, nauwelijks, net, onlangs, recentelijk, zo-even, zojuist
precies (bw) :
inderdaad, juist, krek, met name, net, recht, volkomen, vooral
vlak (bw) :
dicht, direct, juist, net, pal, pardoes, precies
even (bw) :
fluks, juist, moeiteloos, snel, vlug
eventjes (bw) :
effe, even, fluks, juist, snel, vlug
direct (bw) :
juist, pal, recht, vlak
uitgerekend (bw) :
juist, net, precies
net (bw) :
juist, precies
pal (bw) :
juist, precies
waar (bw) :
juist, passend
expres (bw) :
juist
zeker (tw) :
ja, jawel, juist, welzeker

woordverbanden van ‘juist’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Juist is datgene, wat beantwoordt aan de eischen; nauwkeurig wat in alle deelen juist is; stipt of nauwgezet is datgene, wat in geen enkel punt afwijkt. Eene nauwkeurige opmeting. Een nauwkeurig onderzoek. Een juist oordeel! Juist van pas! Juist opgemerkt! Stipt nagekomen. Stipte (nauwgezette) plichtsbetrachting.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 287:

juist, nauwkeurig

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

juist
al, circa, fout, foutief, mis, nonchalant, omstreeks, ongeveer, onjuist, plusminus, reeds, rond, slordig, verkeerd

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c