brak

als woordenboektrefwoord:

brak:
m. (-ken), jachthond; straatjongen, deugniet.
brak:
bn. zoutachtig, zilt.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

brak (zn) :
deugniet, bengel
brak (bn) :
ziltig

als synoniem van een ander trefwoord: niet gevonden.

woordverbanden van ‘brak’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

brak, zout, zilt

Zout, zilt zegt men van water, dat uit zijn aard met veel zoutdeelen vermengd is; brak van zoet water, dat door de vermenging met zeewater of door zouten uit den bodem, die er in opgelost, zijn, een zoutachtigen smaak heeft gekregen. Het water der zee is zout. De zilte boren. Een brakke wel.

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c