dek

als woordenboektrefwoord:

dek:
o. (-ken), bedekking; het verdek van een schip.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dek (zn) :
bedekking, bekleding, deklaag, deksteen, overkapping
dek (zn) :
deken, dekkleed, kleed
dek (zn) :
lakens

als synoniem van een ander trefwoord:

bedekking (zn) :
bekleding, bekleedsel, dek, deken, dekking, dekkleed, hulsel, laag, omhulsel, overdekking, sluier
dak (zn) :
bekapping, dek, overdekking, overkapping, overspanning

woordverbanden van ‘dek’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Bedekking, of dekking, is zoowel de daad van dekken, als datgene, waarmee men dekt; maar in beide gevallen verstaat men door bedekking eene volledige beschutting, die geen gedeelte ongedekt laat van hetgeen het moet bedekken. Dek daarentegen wordt ook van eene gedeeltelijke beschutting gebezigd. Een paardedek bedekt slechts een gedeelte van den rug van het paard. Verder is het elk kleed, waarmede men zich dekt tegen de koude. Deksel is in sommige uitdrukkingen synoniem met dek (hoofddeksel), soms ook heeft het den ruimeren zin van dekking. In sommige streken spreekt men van de commissie voor voeding en dekking, in andere van die voor voedsel en deksel. Meestal duidt deksel echter een werktuig aan, dat dient om de openingin een voorwerp te dekken of te sluiten. Het lid of de deksel van een trekpot. Dekmantel wordt in eigenlijken zin zelden meer voor dek of mantel om zich te dekken gebruikt; meer in figuurlijken zin voor middel om te verbergen: de dekmantel der liefde.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 33:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c