eenvoud

als woordenboektrefwoord:

eenvoud:
m. eenvoudigheid.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

eenvoud (zn) :
oprechtheid, onbedorvenheid, ongekunsteldheid, natuurlijkheid
eenvoud (zn) :
naïviteit, onnozelheid, innocentie, argeloosheid
eenvoud (zn) :
soberheid, ingetogenheid, bescheidenheid
eenvoud (zn) :
simpelheid

als synoniem van een ander trefwoord:

bescheidenheid (zn) :
nederigheid, eenvoud, beleefdheid, matigheid, discretie, ingetogenheid, matiging, kiesheid, terughoudendheid
oprechtheid (zn) :
eenvoud, echtheid

woordverbanden van ‘eenvoud’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

eenvoud, eenvoudigheid

Eenvoud is het kenmerk van datgene wat niet op kunstige wijze samengesteld is; het is de tegenstelling van gekunsteldheid. Als adjectief staat er dan ook naast ongekunsteld. In allen eenvoud des harten. Eenvoud is het kenmerk der waarheid. Eenvoudigheid is het subst. bij eenvoudig. Hierbij komt het argelooze en naieve van het karakter meer op den voorgrond. Met eenvoudigheid gaat bescheidenheid meest gepaard. Zijne eenvoudigheid maakte dat hij wel eens over het hoofd werd gezien.

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c