kim

als woordenboektrefwoord:

kim:
v. (-men), schijnbare rand van de horizon; schimmel (op brood, wijn enz.).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kim (zn) :
gezichtseinder, horizon, kimme

als synoniem van een ander trefwoord:

horizon (zn) :
einder, gezichtsafstand, gezichtseinder, horizont, kim, kimme, skyline, verschiet
gezichtseinder (zn) :
einder, horizon, kim, zichteinder

woordverbanden van ‘kim’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De grens van het cirkelvlak, dat de voor ons zichtbare aardoppervlakte en de zich daarop bevindende voorwerpen bevat. Gezichteinder wordt deze grens genoemd, in zooverre zij de uitgestrektheid van ons gezichtsvermogen bepaalt. Horizont is de kring, die het zichtbare gedeelte van den hemel scheidt van het voor ons onzichtbare. Kim drukt hetzelfde uit, doch niet zoo zeer in betrekking tot ons gezicht; de eigenlijke beteekenis van kim (kimme) is rand; vroeger sprak men ook van de kim van een vat, enz.; kim is dus de rand, gevormd door de schijnbare aanraking van hemel en aarde. De zon verrijst aan de oosterkim. Eindelijk werd er aan den horizont eene roode stip zichtbaar. Op de heide, die zich tot aan den gezichteinder uitstrekte, kon ons oog geen spoor van leven bespeuren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 306:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c