leuning

als woordenboektrefwoord:

leuning:
v. (-en), iets waarop men leunt. leuninkje, o. (-s).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

leuning (zn) :
balie, balustrade, borstwering
leuning (zn) :
reling

als synoniem van een ander trefwoord:

steun (zn) :
ondersteuning, leuning, steunpunt, houvast, drager, steunpilaar, onderstel, schoor, stut, schraag, versteviging, steunsel, onderwerk, steunder
balie (zn) :
leuning, hekwerk, balustrade

woordverbanden van ‘leuning’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eene afsluiting die uit ijzeren of houten tralies bestaat, en open of dicht gedraaid kan worden, noemt men hek; de afsluiting aan stoepen, bruggen, of in de pleitzaal om het publiek van de rechters te scheiden, wordt balie genoemd. Voor balie als afschutting van balkon, bordes enz. is balustrade in gebruik gekomen. Thans wordt balie veel minder gehoord dan vroeger, en is hiervoor in gebruik gekomen het woord leuning, dat eigenlijk een dwarsbalk is om op te steunen, b.v. bij het beklimmen van een trap. Bestaat de afsluiting uit een enkele horizontaal geplaatste paal dan noemt men dit een boom; wordt de opening gemaakt door den boom opwaarts te bewegen, dan noemt men dit een slagboom.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 196:

balie, leuning, hek

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c