spelonk

als woordenboektrefwoord:

spelonk:
v. (-en), hol, grot.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

spelonk (zn) :
hol, grot, caverne, berghol

als synoniem van een ander trefwoord:

hol (zn) :
grot, spelonk
krocht (zn) :
hol, spelonk

woordverbanden van ‘spelonk’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

grot, hol, spelonk

Door holen verstaat men inzonderheid holten in de bergen, die tot schuilplaats kunnen dienen, klein en nauw zijn, en meestal moeilijk toegankelijk, terwijl men grot gebruikt voor grootere ruimten in de bergen, hetzij ze moeilijk of gemakkelijk toegankelijk zijn; grotten bestaan soms uit een aantal holen; spelonken zijn enge holen van eene mindere of meerdere uitgestrektheid. Vooral in de vorige eeuw werden veel kunstgrotten (uit boomwortels, mos, schelpen en koralen vervaardigd) in parken en tuinen tot versiering gebouwd. De grot van Han; de blauwe grot op Capri. De vos bewoont een hol in 't dichtst van het woud, dat de das soms gegraven heeft.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 252:

holte, hol, grot, spelonk

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c