annoy (ww):
Cause annoyance in; disturb, especially by minor irritations
storen, ergeren, donderen, donderjagen, donderstenen, donderstralen, du(i)veljagen, duvelen, duveljagen, etteren, gallen, irriteren, klieren, klooien, kloothannesen, kloten, lazerstralen, rotzooien, sodemieteren, vervelen
Via: Ensyns.nl
annoy (ww):
ergeren(en) —.
(sv) få någon irriterad.
(es) —.
(pl) —.
(pl) —., vervelen(en) —.
(es) —., irriteren(sv) göra någon irriterad.
(pl) —.
(pl) —., belemmeren(fr) Causer de la gêne., de keel uithangen(fr) (Argot) Excéder., er de buik van vol hebben(fr) (Argot) Excéder., er genoeg van hebben(fr) (Argot) Excéder., hinderen(fr) Causer de la gêne., plagen(sv) få någon irriterad., prikkelen(sv) få någon irriterad., storen(fr) Causer de la gêne., verdrieten(de) bei jemandem Ärger verursachen, Missmut hervorrufen; jemanden unzufrieden machen., verstoren(fr) Causer de la gêne.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com