Vertaling van 'nark' uit het Engels naar het Nederlands

nark (zn):
An informer or spy working for the police
informant

nark (ww):
Inform or spy (for the police)
neuten

nark (ww):
Cause annoyance in; disturb, especially by minor irritations
storen, ergeren, donderen, donderjagen, donderstenen, donderstralen, du(i)veljagen, duvelen, duveljagen, etteren, gallen, irriteren, klieren, klooien, kloothannesen, kloten, lazerstralen, rotzooien, sodemieteren, vervelen

Via: Ensyns.nl

nark (ww):
kappen(en) —., neuten(en) —., op iemands zenuwen werken(en) —., ophouden(en) —., zagen(en) —.

nark (zn):
informant(en) —., politiespion(de) Person, die insgeheim Informationen an die Polizei weitergibt., verklikker(de) Person, die insgeheim Informationen an die Polizei weitergibt.

Via: Dbnary en WikiWoordenboeken