occur (ww):
Come to pass
tot stand komen, plaatshebben, plaatsvinden, gebeuren, overstag gaan, doorgaan
occur (ww):
Come to one's mind; suggest itself
aanbieden
Via: Ensyns.nl
occur (ww):
gebeuren(en) —.
(de) geschehen.
(de) intransitiv: sich ereignen; zutragen.
(fi) käydä, sattua jotakin.
(fr) Pour un évènement : survenir, se produire.
(fr) Arriver, avoir lieu.
(fr) Arriver, avoir lieu, se passer.
(sv) inträffa.
(sv) existera (vid en viss tidpunkt)., plaatsvinden(en) —.
(en) —.
(sv) existera (vid en viss tidpunkt)., voorkomen(en) —.
(en) —.
(fr) Pour un évènement : survenir, se produire., verschijnen(en) —.
(sv) visa sig., zich(en) —.
(en) —., aanbieden(en) —., invallen(en) —., opkomen(en) —., voordoen(en) —., geschieden(de) intransitiv: sich ereignen; zutragen.
(fr) Pour un évènement : survenir, se produire., optreden(sv) visa sig., zich voordoen(sv) visa sig.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com