Vertaling van 'pride' uit het Engels naar het Nederlands

pride (zn):
Unreasonable and inordinate self-esteem (personified as one of the deadly sins)
zelfvoldaanheid, eigendunk, eergevoel, fierheid, trots

pride (zn):
A feeling of self-respect and personal worth
eergevoel, fierheid, grootsheid, trots

pride (zn):
Satisfaction with your (or another's) achievements
trots

pride (zn):
A group of lions
hoogmoed, eigenwaan

Via: Ensyns.nl

pride (zn):
trots(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.
, hoogmoed(en) —.
(fr) Vanité qui porte à se mettre au-dessus des autres.
(sv) högmod.
(pl) —.
, fierheid(en) —.
(en) —.
, (volle) glorie(en) —., bloei(en) —., bloeitijd(en) —., eergevoel(en) —., eigendunk(en) —., eigenwaan(en) —., fleur(en) —., hoogtepunt(en) —., kapsones(en) —., piek(en) —., troep(en) —., zelfbewustzijn(en) —., zelfvoldaanheid(en) —., aanmatiging(fr) Vanité qui porte à se mettre au-dessus des autres., arrogantie(fr) Vanité qui porte à se mettre au-dessus des autres., hovaardij(fr) Vanité qui porte à se mettre au-dessus des autres., zwerm(fi) lauma.

pride (ww):
prat gaan (op)(en) —., trots zijn (op)(en) —.

Via: Dbnary en WikiWoordenboeken