smash (zn):
A conspicuous success
klapper, knaller, succes, topper
smash (zn):
The act of colliding with something
ineenstorting
smash (zn):
A hard return hitting the tennis ball above your head
smash, dreun, klap
smash (ww):
Break into pieces, as by striking or knocking over
inslaan
smash (ww):
Humiliate or depress completely
ontmoedigen, afstompen, moedeloos maken, demoraliseren
Via: Ensyns.nl
smash (ww):
verpletteren(en) —.
(fr) Briser .
(fr) Aplatir, briser., kapotslaan(en) —., klappen(fr) (Intransitif) (Populaire) Se casser, se briser en faisant un bruit.
(fr) (Transitif) (Populaire) Casser, briser.., breken(fr) Rompre, mettre en pièces.., inslaan(fr) Frapper violemment., intrappen(fr) Briser ., stoten(fr) Frapper violemment., verbrijzelen(fr) Briser ., vermorzelen(fr) Briser .
smash (zn):
dreun(en) —., klap(en) —., smash(en) —., voltreffer(en) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com