weaken (ww):
Lessen the strength of
verslappen, verzwakken
weaken (ww):
Become weaker
afzwakken, kwijnen, ontspannen, tanen, verbleken, verflauwen, verslappen, verweken, verwijven, verzwakken
Via: Ensyns.nl
weaken (ww):
verzwakken(en) —.
(en) —.
(de) jemandem oder etwas die Kraft nehmen, kraftlos machen.
(de) schwach machen.
(fr) Ne plus pouvoir résister, fléchir, céder..
(fr) Affaiblir.
(lt) lt.
(pt) Tornar fraco.
(pt) Tornar-se fraco., afmatten(fr) Fatiguer à l’excès, harasser, exténuer., begeven(fr) (Vieilli) (Par extension) Céder, devenir faible.., ontkrachten(fr) Affaiblir., uitputten(fr) Fatiguer à l’excès, harasser, exténuer.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com