word (zn):
A unit of language that native speakers can identify
woord
word (zn):
A promise
woord van eer, erewoord, parool, woord
word (zn):
A string of bits stored in computer memory
erewoord, woordenwisseling, woord
word (zn):
A secret word or phrase known only to a restricted group
paswoord, consigne, parool, password, schibbolet, sjibbolet, sleutel, wachtwoord
word (zn):
The sacred writings of the Christian religions
Bijbel, Schrift, bijbel, testament
word (ww):
Put into words or an expression
formuleren, uitspreken, verbaliseren, vertolken, vervatten, verwoorden
Via: Ensyns.nl
word (ww):
formuleren(en) —., onder woorden brengen(en) —., verwoorden(en) —., noemen(ru) сообщать., openbaren(fr) Divulguer.
word (zn):
woord(en) —.
(en) —.
(de) kleinste, eine selbstständige Bedeutung tragende Einheit der Sprache.
(fi) kuv. lupaus.
(fi) kielen perusyksikkö.
(fr) Mot ou suite de mots exprimant une pensée.
(fr) —.
(fr) —.
(it) vocabolo.
(lt) žodis.
(fr) Succession de sons ou de signes ayant un sens propre, et isolé par deux blancs ou une pause.
(ga) aonad de theanga.
(pt) (vocábulo, termo).
(pl) —.
(pl) —.
(sv) språklig enhet., erewoord(en) —., woordenwisseling(en) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com