Vertaling van 'haber' uit het Spaans naar het Nederlands

haber (ww):
hebben(de) Hilfsverb zur Bildung zusammengesetzter Tempora.
(en) auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses.
(sv) hjälpverb.
(fi) olla jonkun omistuksessa tai hallussa.
(fr) Verbe auxiliaire.
(no) lide under.
, zijn(de) unpersönlich, in Verbindung mit es: da sein; vorhanden sein.
(en) to exist.
(en) auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses.
(en) intransitive, non-copulative: exist.
(fr) Exister, être présent, se passer.
, bestaan(de) unpersönlich, in Verbindung mit es: da sein; vorhanden sein.
(en) to exist.
(en) intransitive, non-copulative: exist.
, er(en) to exist.
(fr) Exister, être présent, se passer.
, existeren(de) unpersönlich, in Verbindung mit es: da sein; vorhanden sein., liggen(en) to exist., staan(en) to exist., zitten(en) to exist.

haber (zn):
tegoed(de) Summe Geldes, die man auf einem Konto hat.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken