Nederlandse synoniemen voor 'tekort'

N.B. De resultaten hieronder komen van derde partijen. Zie ook resultaten uit onze eigen synoniemendatabank voor tekort.

tekort (zn):
manco(nl) een ontbrekende hoeveelheid.
(fr) État de ce qui est insuffisant..
, minus(nl) —., krapte(nl) een ontbrekende hoeveelheid., gebrek(fr) État de ce qui est insuffisant..
(fr) Extrême disette..
(fr) (Sens figuré) Manque, absence..
(ga) ganntanas, díth, easpa, ceal.
(sv) tillstånd då något antingen föreligger i alltför liten mängd eller saknas helt.
, afwezigheid(en) lack; deficiency; non-existence.
(fr) État de ce qui est insuffisant..
, gemis(en) lack; deficiency; non-existence.
(fr) État de ce qui est insuffisant..
, armoede(de) das Fehlen von Fähigkeiten, Fertigkeiten, geistige Armut., euvel(fr) État de ce qui est insuffisant.., mankement(fr) État de ce qui est insuffisant.., ontbreken(en) lack; deficiency; non-existence., tekortkoming(fr) État de ce qui est insuffisant.., vasten(ga) ganntanas, díth, easpa, ceal.

tekort (bn):
afwezig(en) not existing., niet meer voorhanden(en) not existing., ontbrekend(en) not existing.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken