gemaal

als woordenboektrefwoord:

gemaal:
m. (-s, ...malen), echtgenoot.
gemaal:
o. gezanik.
gemaal:
o. wat gemalen wordt of is.
gemaal:
o. (...malen), stoommachine om een polder droog te houden enz.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gemaal (zn) :
man, echtgenoot, gade, eega
gemaal (zn) :
gezeur
gemaal (zn) :
molen

als synoniem van een ander trefwoord:

gezeur (zn) :
gezeik, gejammer, gejengel, gemaal, geleuter, gezanik, geouwehoer, gezaag, gesabbel, gezemel, gezever, geëtter, gemeier, geürm, gemelk, geteem
eega (zn) :
levenspartner, echtgenote, vrouw, man, echtgenoot, wederhelft, gemaal, levensgezel, gade, gemalin, levensgezellin
wederhelft (zn) :
echtgenote, partner, echtgenoot, gemaal, gade, eega, gemalin
man (zn) :
echtgenoot, wederhelft, gemaal, manlief, gade, mannie
echtgenoot (zn) :
levenspartner, man, gemaal, levensgezel, gade, eega
pomp (zn) :
fietspomp, waterpomp, gemaal, zuigpomp, perspomp
bruidegom (zn) :
wederhelft, gemaal, manlief, huwelijkspartner

woordverbanden van ‘gemaal’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gehuwde man of vrouw. Echtgenoot is de gewone benaming. Gade, eega, eigenlijk gelijke, is dichterlijk; gemaal en gemalin gebruikt men alleen van personen van hoogen rang. Wederhelft beschouwt den man of de vrouw als de helft, die bij de andere behoort om samen een geheel, een paar uit te maken.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 136:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0037 c