uitschot

als woordenboektrefwoord:

uitschot:
o. (-ten), het afgekeurde, onbruikbare.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

uitschot (zn) :
schuim, tuig, gespuis, gebroed, schorem, gepeupel, gajes, geteisem, rapaille, uitvaagsel, janhagel
uitschot (zn) :
voorschot

als synoniem van een ander trefwoord:

schorriemorrie (zn) :
schuim, uitschot, tuig, gespuis, gebroed, schorem, gajes, satansgebroed, schorremorrie, addergebroed, geboefte, plebs, geteisem, rapaille, boeventuig, slangengebroed, tuig van de richel, uitvaagsel, adderengebroed, falderappes
schorremorrie (zn) :
uitschot, tuig, gespuis, schorem, samenraapsel, geteisem, rapaille, tuig van de richel, vullis
afval (zn) :
rommel, huisvuil, uitschot, vuil, overschot, grofvuil, vuilnis, puin, brokstukken, vullis
gebroed (zn) :
uitschot, gespuis, gajes, geboefte, geteisem, gebroedsel
schuim (zn) :
uitschot, tuig, gespuis, gepeupel, rapaille, uitvaagsel
geteisem (zn) :
uitschot, tuig, gespuis, gajes, schorremorrie
tuig (zn) :
uitschot, gespuis, schorem, gajes, geteisem
gajes (zn) :
uitschot, tuig, gespuis, geteisem
rapaille (zn) :
uitschot

woordverbanden van ‘uitschot’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

bocht:
uitschot, afval, ontuig
uitschot:
bocht, gepeupel

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

uitschot, uitvaagsel

Uitschot is het slechtste van iets; wat wordt uitgeschoten is echter soms nog wel bruikbaar voor het een of ander; uitvaagsel is datgene wat tot niets meer nut is en wordt weggevaagd. De laatste uitdrukking is dus sterker dan de eerste. Havannah-uitschot. In het uitschot en het uitvaagsel der maatschappij hebben beide ongeveer dezelfde kracht.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 206:

uitvaagsel, uitschot

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c