bocht

als woordenboektrefwoord:

bocht:
v. in de bocht springen, te hulp komen, steunen.
bocht:
v. (-en), buiging; baai.
bocht:
m. (-en), afgeschoten deel van een weiland; melkbocht.
bocht:
o. slechte waar.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bocht (zn) :
draai, buiging, lus, kronkel, curve, kromming, kronkeling, kromte
bocht (zn) :
golf, baai, inham, kreek
bocht (zn) :
brouwsel, goedje
bocht (zn) :
boog

als synoniem van een ander trefwoord:

kromming (zn) :
knie, bocht, buiging, kronkel, boog, welving, kromheid, meander, bochtigheid, kromte
draai (zn) :
bocht, kronkel, wending, ruk, zwaai, toer, draaiing, zwier, zwenking
winding (zn) :
draai, bocht, slag, kronkel, wikkeling, kronkeling
kronkeling (zn) :
draai, bocht, wending, meander, slingering
buiging (zn) :
bocht, afbuiging, kromming, flexuur
golf (zn) :
bocht, baai, inham, zeeboezem
plooi (zn) :
bocht, buiging, boog, neep
brouwsel (zn) :
bier, bocht, kooksel
baai (zn) :
bocht, golf, inham
draai (zn) :
bocht, kromming

woordverbanden van ‘bocht’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het gedeelte der zee, dat in het land binnendringt. Eene insnijding in de kust noemt men baai, bocht, golf. Bocht en golf worden gebezigd van eene insnijding in het land, die zich over eene grootere oppervlakte uitstrekt dan eene baai. Bij bocht is de hoek dooide insnijding gevormd doorgaans grooter, dan die van eene golf, welke laatste dan ook dieper het land binnendringt. De bocht van Guinea en de golf van Biskaye. Eene insnijding, welke nog dieper inloopt, en waarvan de opening minder wijd is, noemt men een zeeboezem. Zulk een zeeboezem kan weder kleine bochten en baaien bevatten. Zeer kleine bochten heeten inham. Kleine, smalle, ver landwaarts indringende inhammen dragen den naam van kreek. Inham en kreek (het laatste bij voorkeur) worden ook gezegd van insnijdingen, gemaakt door eene rivier of een meer. Als eene baai zeer lang en betrekkelijk smal is, heet zij een zeearm. Een grooten zeeboezem noemt men binnenzee.

Bocht en krom ming duiden beide eene afwijking van de rechte lijn aan. Beide woorden worden door elkaar gebruikt; men zegt zoowel eene kromming als eene bocht van een weg; alleen is bocht meer gebruikelijk dan kromming, en kan het b.v. in de uitdrukking: zich of het lichaam in bochten wringen niet door kromming vervangen worden. Boog is een gedeelte van den omtrek eens cirkels; verder een gekromde stok, b.v. het bekende wapentuig, en alles wat daaraan in gedaante nabij komt. Cirkelboog, regenboog, wenk brauwboog. Kronkeling is eene kromming, die zich meer dan eenmaal buigt, eene omslingering, eene aaneenschakeling van bochten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 389:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c