slag

als woordenboektrefwoord:

slag:
m. (-en), klap.
slag:
m. (-en), veldslag.
slag:
o. soort.
slag:
o. (-en), vogelknip ; duiventil.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

slag (zn) :
bons, bots, coup, deuk, dof, dreun, floep, haal, houw, kap, klak, klap, klets, klop, knak, knal, knauw, kneep, knots, lap, lel, mep, mot, oorveeg, oorvijg, oplawaai, opstopper, pardaf, patat, pats, peer, pees, percussie, pets, plakkaat, plets, plof, rol, schot, smak, stamp, stomp, stoot, tik, veeg, weerbots, zweepslag
slag (zn) :
aanvaring, bestrijding, botsing, collisie, conflict, conflictsituatie, confrontatie, duel, gevecht, kamp, strijd, treffen, tweegevecht, tweekamp, veldslag, worsteling, zeeslag
slag (zn) :
aswenteling, draai, omwenteling, rotatie, toer, wenteling
slag (zn) :
deining, golfbeweging, golving, ondulatie
slag (zn) :
ongeluk, ramp, schok, schrik, tegenslag
slag (zn) :
beat, maat, maatslag, puls
slag (zn) :
handigheid, vaardigheid
slag (zn) :
aard, soort, type, volkje
slag (zn) :
til, vogelknip
slag (zn) :
maat, stukje
slag (zn) :
trek
slag (zn) :
knik

als synoniem van een ander trefwoord:

strijd (zn) :
aanvaring, actie, bestrijding, botsing, campagne, collisie, competitie, concurrentie, conflict, conflictsituatie, confrontatie, controverse, duel, geschil, gevecht, handgemeen, kamp, kloppartij, knokpartij, krachtmeting, tweegevecht, tweekamp, vechtpartij, veldslag, oorlog, oorlogshandelingen, slag, struggle, treffen, tweedracht, tweestrijd, twist, verzet, vijandelijkheden, wedstrijd, worsteling, wrijving, zielenstrijd
gevecht (zn) :
aanvaring, actie, bestrijding, botsing, collisie, conflict, conflictsituatie, confrontatie, duel, handgemeen, kamp, kloppartij, knokpartij, matpartij, ontmoeting, ruzie, schermutseling, slag, strijd, treffen, tweegevecht, tweekamp, twist, vechtpartij, veldslag, worsteling
klap (zn) :
bonk, bons, dreun, flap, floep, haal, hengst, houw, klak, klets, knal, knots, lap, lel, loei, makke, mep, mossel, mot, muilpeer, oorveeg, oorvijg, opdoffer, opduvel, oplawaai, opstopper, pardaf, patat, pats, peer, pees, pets, peut, peuter, plets, plof, pof, ramp, slag, smak, stoot, tik, watjekouw, weerbots
conflict (zn) :
aanvaring, bonje, botsing, collisie, conflictsituatie, confrontatie, geschil, gevecht, kamp, meningsverschil, onenigheid, slag, strijd, treffen, tweespalt, twist, veldslag, worsteling, wrijving
ramp (zn) :
beproeving, bezoeking, calamiteit, catastrofe, drama, fataliteit, gesel, klap, kommer, noodsituatie, ongeluk, onheil, plaag, rampspoed, slag, tegenspoed, tragedie, vloek
maat (zn) :
afmeting, dimensie, formaat, gehalte, graad, grootte, hoeveelheid, inhoud, kwantiteit, mate, omvang, slag, uitgebreidheid, verhouding, verhoudingen, proportie
stoot (zn) :
beuk, bons, bots, botsing, coup, dof, dreun, duw, hort, knots, nop, opstopper, percussie, por, ruk, schok, schop, slag, stamp, steek, stomp, worp, zet
handigheid (zn) :
behendigheid, foef, foefje, handgreep, kneep, kunstgreep, slag, slimmigheidje, truc, vindingrijkheid
dreun (zn) :
klap, knal, mep, opdoffer, opdonder, oplawaai, opstopper, optater, peut, slag, stomp, watjekouw
kneep (zn) :
finesse, foef, handigheid, handigheidje, kunstgreep, kunstje, list, slag, streek, truc
stomp (zn) :
dreun, opdoffer, opstopper, peuk, peut, por, slag, stamp, stoot, vuistslag, watjekouw
geslacht (zn) :
afkomst, familie, genus, huis, maagschap, ras, sibbe, slag, soort, stam, stamhuis
soort (zn) :
aard, categorie, genre, merk, orde, slag, soortement, specie, type
aard (zn) :
hoedanigheid, klasse, signatuur, slag, soort, variëteit, wezen
schok (zn) :
bots, coup, hort, opdonder, percussie, ruk, slag, snok, stoot
winding (zn) :
bocht, draai, kronkel, kronkeling, slag, wikkeling
smak (zn) :
bons, botsing, klap, pardaf, pats, plof, slag, val
toer (zn) :
draai, draaiing, omwenteling, slag, wenteling
klets (zn) :
klap, klats, kwak, patat, plens, scheut, slag
patat (zn) :
klets, knal, mep, oorveeg, pats, slag
houw (zn) :
hak, jaap, kap, klap, slag, veeg
veeg (zn) :
haal, houw, slag, streek, zwaai
schot (zn) :
knal, shot, slag, trap, worp
kap (zn) :
hak, houw, kerf, slag, snee
haal (zn) :
klap, slag, tik, uithaal
lap (zn) :
klap, mep, oorvijg, slag
type (zn) :
individu, slag, soort
peer (zn) :
klap, muilpeer, slag
tik (zn) :
klap, mep, pets, slag
mot (zn) :
klap, oorveeg, slag
pees (zn) :
klap, oorveeg, slag
plakkaat (zn) :
klap, oorveeg, slag
klak (zn) :
flap, klap, slag
coup (zn) :
slag, stoot
dof (zn) :
slag, stoot
knal (zn) :
schot, slag
klop (zn) :
klap, slag

woordverbanden van ‘slag’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Strijd heeft de ruimste beteekenis; het beduidt in het algemeen de botsing van twee of meer in tegengestelde richtingen werkende krachten. De strijd der elementen. Tweestrijd (inwendige strijd, b.v. tusschen verleiding en plichtbesef.) Een woordenstrijd. Een pennestrijd. Een kampstrijd is een strijd, waarin twee partijen om een bepaald doel de zege trachten te verkrijgen; hierbij wordt in het midden gelaten van welke wapenen zij zich bedienen. Bij worstelstrijd heeft het strijden plaats door worstelen, en is het de toeleg den tegenstander neder te werpen; figuurlijk heeft het de beteekenis van hevigen strijd. Terwijl strijd overigens het aantal strijders van beide zijden onbepaald laat, wordt er bij worstelstrijd uit den aard der zaak slechts aan twee gedacht. Een kamp is een strijd waarbij groote krachtsinspanning plaats heeft en groote moeilijkheden te overwinnen zijn. Hij had een zwaren kamp met zichzelf. Over het algemeen hoort men kamp meer in hoogeren stijl gebruiken dan in de taal van het dagelijksch leven. Gevecht buiten samenstelling (als voorpostengevecht, straatgevecht, tweegevecht) wordt enkel gebezigd van een geregelden strijd met oorlogswapenen tusschen vijandelijke legerbenden of schepen; in samenstelling kan het de algemeene beteekenis hebben. Neemt een geheel leger of eene geheele vloot aan den strijd deel, dan draagt deze den naam van slag. Veldslag; zeeslag. Schermutseling eindelijk is een ongeregeld gevecht tusschen kleine afdeelingen soldaten, zooals dat bij verkenning, patrouilles, enz. plaats grijpt. Duel waarvoor het hollandsche tweegevecht zelden gehoord wordt, is een strijd tusschen twee personen, meestal met pistool of degen, volgens bepaalde regels.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 292:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0033 c