stam

als woordenboektrefwoord:

stam:
m. (-men), deel van een boom; (fig.) geslacht; afkomst; woordstam. stammetje, o. (-s).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

stam (zn) :
geslacht, familie, clan
stam (zn) :
volksstam
stam (zn) :
volk

als synoniem van een ander trefwoord:

oorsprong (zn) :
bron, geboorte, zaad, beginsel, begin, wortel, stam, grondslag, kiem, ontstaan, aanvang, ader, bakermat, genesis, wording
geslacht (zn) :
ras, soort, afkomst, slag, familie, stam, huis, stamhuis, maagschap, genus, sibbe
origine (zn) :
bron, afkomst, wortel, stam, herkomst, oorsprong, kiem, komaf, afstamming
huis (zn) :
geslacht, familie, stam, dynastie, verwanten, maagschap
bron (zn) :
oorzaak, begin, wortel, stam, oorsprong, kiem, origine
begin (zn) :
bron, wortel, stam, oorsprong, origine
volk (zn) :
stam, natie

woordverbanden van ‘stam’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

ras, stam

Beide woorden duiden eene reeks van levende wezens aan, die een gemeenschappelijken oorsprong hebben. Ras heeft meer het oog op het physiek eigenaardige, op de soort, terwijl stam, dat niet van dieren maar alleen van menschen gebezigd wordt, de afkomst van een gemeenschappelijken stamvader onderstelt. Er zijn verschillende menschen rassen: het Dravidische, Mongoolsche, Arische enz. Het paardenras moet verbeterd worden. De volken van Indo-germaanschen stam.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 119:

ras, stam

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c