ruk

als woordenboektrefwoord:

ruk:
m. (-ken), schok ; haal.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

ruk (zn) :
draai, greep, haal, hort, nop, schok, snok, stoot, trek
ruk (zn) :
windvlaag
ruk (zn) :
afstand
ruk (zn) :
rek

als synoniem van een ander trefwoord:

stoot (zn) :
beuk, bons, bots, botsing, coup, dof, dreun, duw, hort, knots, nop, opstopper, percussie, por, ruk, schok, schop, slag, stamp, steek, stomp, worp, zet
draai (zn) :
bocht, draaiing, kronkel, ruk, toer, wending, zwaai, zwenking, zwier
schok (zn) :
bots, coup, hort, opdonder, percussie, ruk, slag, snok, stoot
schok (zn) :
beving, bons, ruk, stoot, trilling
beweging (zn) :
haal, ruk, stoot, trek
haal (zn) :
ruk, trek, trekje
rek (zn) :
ruk
hort (tw) :
ruk, stoot

woordverbanden van ‘ruk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c